Anekdotes

Toen wij in november 1991 ons nieuwe huis betrokken en ik mijn paard Wolk aan het longeren was in het zonnetje zou Whisky hem na al het bokken wel eens een lesje leren en sprong luid blaffend op de hoefslag, waarbij ik riep “Whisky aan de kant”, en het maar net goed ging en Whisky naar mij keek met een blik wat maak jij je druk.
Dat is nu een echte Jack Russell.

Op een mooie zomerochtend, inmiddels een tijdje geleden, besloten mijn man en ik op de fiets een bezoekje te brengen aan tante Nel.
Dinky, de Jack Russell van mijn man Gerrit, mocht ook mee. Zo reden wij gedrieën door het mooie Betuweland. Tante Nel woonde met haar echtgenoot op een klein boerderijtje.
Eigenlijk wordt dat het keutel- of kneutelboertje genoemd. Van alles tref je er aan op dierengebied: een paar koeien, wat schapen, kippen, poelepetaten misschien beter bekend onder de naam parelhoenders en konijnen.
Onderweg genoot Dinky zichtbaar met volle teugen van alle lekkere geuren die zijn scherpe neus binnendrongen.
Dat deed mij weer denken aan de tijd, dat wij als kinderen genoten, als wij bij tante Nel op visite waren en konden genieten van het heerlijk leventje op de boerderij.
Tante Nel, met haar leuke karakter, iets te veel aan overgewicht en ome Goos, met zijn rode appelwangen, zijn heerlijke mensen. Vlak voordat wij het erf van het boerderijtje op wilden gaan bleef Dinky als door de bliksem getroffen plotseling staan.

Op dat moment zag ik waar zijn oog op was gevallen, namelijk op de kippenhaan (waarschijnlijk betuws dialect red).
Maar ook de kippenhaan had het gevaar ontdekt. Onmiddelijk riep ik Dinky, maar helaas was luisteren niet het sterkste punt van deze Jack Russell. Ook het verzoek aan Gerrit om de hond bij zich te roepen had geen enkel effect. De aanval werd door Dinky ingezet en de haan rende voor zijn leven.
Nadat ik Gerrit enige verwijten had gemaakt werd de achtervolging door Gerrit op Dinky ingezet. Op volle snelheid passeerde Gerrit Dinky vlak langs het randje van de gierput (een put met dunne mest die nog open stond).
Vervolgens ging het dwars door een groep met poelepetaten.
Dinky zag slechts één prooi en dat was de kippenhaan, die blind van angst overal langs vloog. Zo ook langs de kasten met uitvliegende bijen. Ook Gerrit passeerde dit bijenvolk die vervolgens de achtervolging op Gerrit inzetten, maar gelukkig was Gerrit te snel voor dit stekende volkje.
Daarna begon de kippenhaan om de grote mesthoop te rennen met Dinky en Gerrit achter zich aan.
Meteen kwam ik in actie en begon in tegengestelde richting om de mesthoop te lopen. Aan de achterzijde van de mesthoop trof ik Dinky aan met een bek vol veren en een totaal plat gewalste kippenhaan.
Ik beurde het beest op en het zag er niet best uit.

Zo stond ik met in mijn ene hand Dinky in zijn nekvel en in de andere hand de kippenhaan. Goosje stond klaar met een kistje en zei: “douw hem hier maar in, dan kan hij bijkomen”. Waarop tante Nel prompt reageerde met de opmerking: “ Anders hakken we hem toch in de pan!”.
Ik reageerde meteen: “heb ik daarvoor al die moeite gedaan? Dat is toch zielig!”. Vertwijfeld keek ik Gerrit aan, die er ongeveer in bleef. Een paar dagen later vroeg ik mijn moeder, die bij tante Nel op de koffie was geweest, hoe het met de haan was. “Nou ja haan”, zei mijn moeder “er loopt wel iets rond met één pen in zijn staart”.
Stilletjes dacht ik: “Beter één pen, dan in de soeppot van tante Nel”.